Nationale leerplannen en leerplankaders voor de kunstvakken – Folkert Haanstra 2014 – Recensie door Marijke van Ballegoie-Mannak

Folkert Haanstra schreef Nationale leerplannen en leerplankaders voor de kunstvakken in 2014 voor het tijdschrift ‘Cultuur+Educatie’- Hét tijdschrift over onderzoek naar leren, lesgeven en overdracht in kunst en cultuur – zoals het omschreven wordt. Haanstra is lector kunst- en cultuureducatie aan de Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam en was tot vorig jaar ook bijzonder hoogleraar cultuurparticipatie en cultuureducatie aan de Universiteit Utrecht.

In zijn artikel vergelijkt Haanstra nationale leerplanontwikkelingen, (binnen het domein kunst en cultuur) van verschillende, voornamelijk westerse, landen. Haanstra poogt inzichtelijk te maken wat de verschillen en overeenkomsten zijn tussen de beschikbare leerplannen. Haanstra benadrukt hierbij dat zijn onderzoek gaat over de plannen van diverse landen, niet over wat daarvan concreet terug te zien is in de lessen.
Voor zijn artikel putte Haanstra uit meer dan dertig bronnen. Een belangrijke bron voor dit artikel was het  in 2014 verschenen ‘The New National Arts Standarts’ in de Verenigde Staten van ‘National Coalition for Core Arts Standarts’ (NCCAS). De NCCAS hadden hun nieuwe standaarden gebaseerd op een aantal studies, waaronder een internationale vergelijking van standaarden in vijftien landen: Australië, Canada, China, Japan, Nieuw Zeeland, Singapore, Venezuela, de VS en zeven West Europese landen. (The College Board, 2011a) Ook gebruikte Haanstra voorlopige resultaten van een in 2014 nog lopend vragenlijstonderzoek onder experts uit tien Europese landen. (Haanstra & Kirchner, 2013)

De vergelijking
Omdat leerplannen uit verschillende landen op andere manieren en vanuit andere contexten tot stand komen, heeft Haanstra in zijn artikel de vergelijking gemaakt vanuit thema’s die elk in een eigen hoofdstuk uitgewerkt zijn. Deze thema’s zijn:

  • Input- naar output benadering
  • Competenties
  • Productie, receptie en meer
  • Disciplines: gezamenlijk of gescheiden
  • De plaats van vakoverstijgende doelen en competenties
  • Hoe dwingend is het leerplan
  • Beoordeling
  • Latente consensus en haalbaarheid
  • Empirische onderbouwing van leerplannen
  • Een gemeenschappelijk referentiekader

Haanstra beschrijft in alle thema’s zowel grote als kleine verschillen tussen de landen. Wat veel aandacht krijgt in dit artikel is dat er in de Verenigde Staten en in Duitsland een verandering heeft plaatsgevonden wat betreft uitgangspunt voor het ontwerp van de leerplannen. Die leerplannen zijn niet meer input-gericht maar output-gericht. Dit houdt in dat er bij het curriculumontwerp niet eerst de vraag wordt gesteld wát er geleerd moet worden en wánneer, maar wat de leerlingen moeten kúnnen als ze lessen hebben gevolgd. Anders gezegd; leerlingen moeten aan bepaalde competenties voldoen. Deze theorie is gebaseerd op een publicatie van McTighe en Wiggins (2012). Haanstra ziet de output-gerichtheid niet direct terug in de Nederlandse leerplannen en Haanstra citeert de Australische John O’Toole  die in dezelfde publicatie van ‘Cultuur+Educatie’ zich zelfs verzet tegen het uitgangspunt van competenties waaraan leerlingen moeten voldoen. “Mensen hoeven er niet zo nodig iets specifieks mee te doen. Esthetische kennis is voor iedereen van belang, zowel persoonlijk als professioneel”. (O’Toole, 2014)
Verder wordt in het artikel duidelijk dat alle landen tegen dezelfde beperkingen van tijd en ruimte voor de kunstvakken aanlopen bij de ontwikkelingen van de plannen, wat de haalbaarheid beïnvloedt. Ook de concurrentie tussen de kunstdisciplines is een terugkerend onderwerp in alle landen.

Latente Consensus
Ondanks alle verschillen tussen de nationale leerplannen, ontdekt Haanstra toch een soort overeenkomst. Al wordt het in de verschillende landen met andere woorden en soms andere opsplitsingen genoemd, je zou kunnen zeggen dat  productie van kunst, receptie van kunst en reflectie op kunst de drie pijlers zijn waarop alle leerplannen inhoudelijk gebaseerd zijn.
Haanstra vraagt zich aan het eind van zijn artikel af of deze ‘latente consensus’ uitgewerkt zou kunnen worden tot een gezamenlijk referentiekader zoals het ‘Gemeenschappelijk Europees Referentiekader Talen’ (Meijer, D & Noijons, J. (2008). Een dergelijk kader maakt het delen van bijvoorbeeld lesprogramma’s mogelijk en vergelijkingen van leerling prestaties inzichtelijk. Haanstra beantwoordt zijn eigen vraag realistisch met een ‘waarschijnlijk niet haalbaar’ omdat hij weet hoe het Europese talen referentiekader twintig jaar nodig had om tot stand te komen en Haanstra voorziet dat het voor de kunstvakken nog complexer ligt.

Conclusie
De titel van dit artikel trok mijn aandacht omdat ik zelf bezig ben met het ontwerpen van leerplannen en dus goede voorbeelden zoek. Wat mij al snel duidelijk werd, is dat Haanstra geen oordeel velt zijnde goed of slecht over leerplannen in dit artikel; het is een inventarisatie van verschillen en overeenkomsten welke ik overigens heel interessant vind. ‘Dat’ inhoudelijke meningsverschil wat je zelf met een collega hebt, herken je opeens in een discussie op macroniveau. Maar oplossingen zal je niet in dit artikel vinden. Haanstra geeft zelfs aan dat veel leerplannen gebaseerd zijn op inzichten die maar zelden empirisch onderbouwt zijn of gebaseerd zijn op onderzoeken die niet bedoeld waren om onderwijsniveaus vast te kunnen stellen. Wel stimuleert het artikel de lezer om diens eigen mening over de genoemde thema’s eens onder loep te nemen en met andere ogen naar eigen of nieuwe leerplannen te kijken.

Literatuur

Haanstra, F. & Kirchner, C. (2013). Lehrpläne und Kompetenzmodelle im Vergleich. Ergebnisse der Expertenbefragung im Rahmen von ENViL. Manuscript.

McTighe, J. & Wiggins, G. (2012). From common core standards to curriculum: five big ideas. Alexandria, VA.

NCCAS, National Coalition for Core Arts Standards (2013). National Core Arts Standards: A Conceptual Framework for Arts Learning. New York, NY: NCCAS, National Coalition for Core Arts Standards.

Meijer, D & Noijons, J. (2008). Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen: Leren, Onderwijzen, Beoordelen. Den Haag. Nederlandse Taalunie.

O’Toole, J. (2014) A Common Wealth of Arts: het Australische leerplan voor de kunsten. Cultuur+Educatie, 14,(40) 26-47

The College Board.  (2011a) International arts education standards: A survey of the arts education standards and practices of fifteen countries and regions. New York, NY: NCCAS, National Coalition of Core Arts Standards.